Olle is niet zomaar een hond: hij gaat zijn eigen, rustige gang en laat zich door niemand opjutten om gekke kunstjes te doen. Bovendien schaamt hij zich er absoluut niet voor dat hij niet alles kan wat mensen (en teefjes) allemaal van een hond verwachten. Maar het allerbijzonderste is: Olle práát.
Als je een sprekende hond hebt, moet je uitkijken met andere mensen. Die geloven het niet, moet je weten. Die denken dat je gek bent. Dus toen Olle acht jaar was zei ik: ‘Moet je horen Olle. Wil je me een plezier doen?’
Olle lag te slapen in zijn mand. Hij deed een oog open en zei: ‘Ik ga niet de krant voor je halen, want dat vind ik belachelijk.’
‘Nee, nee,’ zei ik haastig. ‘Het gaat om iets anders. Zou je niet willen praten waar andere mensen bij zijn?’
‘Goed hoor,’ zei Olle en viel weer in slaap.
Dat was een pak van mijn hart, want Olle begon zich overal mee te bemoeien.
‘Een prachtboek, een monument voor een overleden vriend.’ Trouw