‘Geen tijd was van nature waanzinniger dan deze tijd,’ schreef de negentiende-eeuwse Franse historicus Michelet over de veertiende eeuw, het herfsttij der Middeleeuwen. Het einde der tijden lijkt nabij: viermaal wordt het werelddeel getroffen door de Zwarte Dood. De koningen van Engeland en Frankrijk bestrijden elkaar in een wrede en langdurige strijd, de Honderdjarige Oorlog, en roversbenden terroriseren de boerenbevolking. De veertiende eeuw is ook een periode van vitaliteit en culturele bloei, waarin de adel zijn heldendaden in ridderromans laat optekenen, de hoofse liefde in velerlei toonaarden wordt bezongen en waarin schrijvers als Boccaccio, Petrarca en Chaucer de grondslag leggen voor een grote literaire traditie. Met het leven van de Franse ridder Enguerrand VII van Coucy als concentratiepunt voert Tuchman de lezer door dit kleurrijke tijdperk en houdt zij onze tijd vanuit de verte een spiegel voor.