De liefhebbers van Hellema’s romans en verhalen zal het niet zijn ontgaan dat zich in de schijn van de fantasie een moralist heeft gehuld, die ons wel indirect, maar toch indringend aanspreekt. Die moralist komt nu naar voren in dit boek met aantekeningen. Die aantekeningen zijn divers in kwantitatieve zin: ze gaan van aforistische oneliners via marginalia tot kleine essays aan toe, essays in een notendop die als zodanig extra kernachtig zijn. Inhoudelijk bestrijken ze een groot gebied, een gebied dat met het woord alles gekenschetst zou kunnen worden, maar dat daarbij wel degelijk een paar zware en enkele lichtere accenten telt: de Tweede Wereldoorlog, de Jodenvervolging, de vervolging van de vervolgers, het zakenleven, automobilisme, prostitutie, Engeland. Een en ander is vervat in een stijl die recht doet aan de grote traditie van het genre, zoals zich dat van Augustinus via Pascal tot Canetti heeft ontwikkeld. In de lijn van die traditie krijgt ook bij Hellema het meest persoonlijke algemene geldigheid en onuitwisbare kracht.