Hellema zet in Joab twee werelden tegenover elkaar: die van het kapitalistische Westen tegenover de geleide economie van het Oostblok.
In Meneer Willem tekent hij het prototype van de autocratische ondernemer en in Winfried Rothpfeil dat van de bureaucratische ondernemingsleider. Maar beiden gaan buiten hun boekje en niet voor niets geeft Hellema deze roman als motto mee de vaak door Freud aangehaalde uitspraak van zijn leermeester Charcot: ‘Theorie is goed en wel, maar de praktijk leert anders.’
Kind van de rekening zijn zij die binnen de heersende politiek-economische systemen hun brood moeten verdienen – niet alleen de man op de werkvloer en de vrouw in het atelier, maar ook zij die namens de hoogste leiding het bevel voeren. Ook Joab, koning Davids opperbevelhebber, ziet zijn trouwe plichtsvervulling niet beloond en valt ten offer aan de huurmoordenaars van Davids opvolger. Hiermee is het kernthema van dit fascinerende boek gegeven: de werkloosheid als maatschappelijk probleem wordt in het persoonlijke vlak getransponeerd als het probleem van de trouw.