Vuur is het verhaal van Kuda Bux de grootvader en Kuda Bux de kleinzoon. Beiden wonen in het kamp, met opa Bux als het onbetwiste middelpunt. De kleinzoon schrijft over zijn leven in en rond de woonwagens, over de verhalen bij het kampvuur, over zijn waarzeggende tante wasmachine en natuurlijk de mooie Zoë, zijn grote liefde.
Maar allereerst is het het verhaal van de haat-liefdeverhouding met zijn tirannieke grootvader. De oude Bux, een bijna mythische figuur, vertegenwoordigt het kampleven zoals het was, al heeft hij een uitgesproken zwak voor natuurfilms en quizzen op de televisie. De jonge Kuda staat al met één been in de andere wereld, maar wordt in bijna heel zijn doen en laten beheerst door de bemoeizuchtige grootvader, die op zijn beurt vrijwel niet zonder zijn kleinzoon kan.
Het portret van deze bijzondere man te midden van de zigeuners is even hilarisch als liefdevol, geschreven met de vaart en het ritme van de dansende vrouwen rond de vlammen. Al snel voelt de lezer dezelfde mengeling van gevoelens als de jonge Kuda: van ergernis tot ontroering, van leedvermaak tot meelij.