‘We rennen door de donkere tuin, sluipzacht, Marijn in haar roze nachtjapon en ik op linkerlaarzen. Twee linkerlaarzen wennen sneller dan borsten en je kunt er rechtsom rondjes op rennen.’
Juul en Marijn, twee opgroeiende meisjes, houden van rennen en van languit liggen in het gras. In de kas van Juuls overleden moeder bewaren ze hun verzamelingen: stukjes glas, lievelingswoorden, glibberige dingen, dansjurken.
Als Marijn de liefde ontdekt, raakt hun wereld verstoord en behoort hun kindertijd plotseling tot het verleden.
Laura Broekhuysen hanteert in dit verbluffend knap geschreven debuut de taal als instrument om ragfijn uit te beelden wat ‘opgroeien’ werkelijk behelst.