Ongeroepen

C.O. Jellema

Oktober

Weer wordt het herfst. Weer gaat het dromen onder.
Het blad verkleurt. Nog is de hemel blauw
voordat de stormen komen. ’k Denk aan jou,
dat jij bestaat, aan dat ik niets ben zonder

jouw beeld in mij, aan dat het breken zou,
aan woorden die wij niet herroepen konden,
en aan die avond dat wij elkaar vonden,
aan ganzenvlucht, zonsondergangen, kou.

En aan het einde, misverstanden, zonden
van zelfmisleiding, te voorzien berouw,
aan het vergeefse dat wij eens bestonden,
aan dat voorbij ging dat ik dacht aan jou.