Het mentale vreemdgaan – je denkt aan een ander wanneer je met je geliefde vrijt – staat sinds 1969 bekend als De ziekte van Middleton. Onder die titel publiceerde Gerrit Krol toen zijn fameus geworden boek over de koortsdromen die de pin-up Margaret Middleton wist op te wekken. Menig man kocht in de jaren vijftig en zestig de seksblaadjes waarin haar rijkdom pontificaal stond afgebeeld: haar ontzagwekkende borsten stelden haar smalle heupen letterlijk in de schaduw.
Middletons dood vormt het vervolg op de roman van 1969. De tijden zijn veranderd. De hoofdpersoon, genezen en wijzer, kijkt terug op zijn vroegere ziekte. Zijn fascinatie voor het pornosterretje komt in een ander, verrassend licht te staan. Daarnaast ontwikkelt de echtgenote van de hoofdpersoon zich tot een regelrechte groupie van de death row via een intieme correspondentie met een ter dood veroordeelde in Amerika. Zo behelst Middletons dood het opmerkelijke verhaal over een echtpaar dat door tegenstrijdige erotische verlangens uiteen wordt gedreven tot een schandaal hen met elkaar (en met hun wensdromen) confronteert.