Emma wordt in een ijselijk strenge kostschool opgesloten, ver weg van haar grote zus, die aan een vreemde ziekte lijdt. Maar hoe klein en kort de kloosterzusters de meisjes ook houden, hun lichamen groeien en bloeien en weten beter. Nooit heeft Emma spannender verhalen en pikanter liedjes gehoord dan in de bezemkast van de slaapzaal, nooit heeft ze vuriger gedroomd dan van de jonge tuinman met wie ze niet mag praten. Als Emma van school wordt gestuurd, weet ze wat ze moet weten en doet ze wat ze kan doen.
Hoe anders was het om vrouw te worden in grootmoeders tijd? Hoe vertrouwd lijken de wensdromen en nachtmerries van toen? Hoe gedurfd klinken vuile volksliedjes in internettijden?