Van de vijf columnisten waarvan hier honderd stukken verzameld zijn, is Piet Grijs (40) de bekendste. Behalve tien van zijn columns (hoofdstuk 1) zijn tien van zijn geruchtmakende stukken tegen de ideeën van prof. W. Buikhuisen opgenomen (hoofdstuk 2), alsook tien beschouwingen naar aanleiding van Gerrit Komrijs bloemlezing van meer dan duizend Nederlandse gedichten uit de 19de en 20ste eeuw (hoofdstuk 3). Zijn Vrij Nederland-collega Jan Eter (20) publiceerde in dat blad een zomeridylle in tien delen (hoofdstuk 5), maar kreeg vooral bekendheid om een verkeerde reden: minister-president Van Agt beloofde in de Eerste Kamer hem wegens de inhoud van een column in de gevangenis te werpen. Voor de geschiedenis is die column op genomen in hoofdstuk 6, waar tien artikelen van Eter zijn verzameld. In de tijd dat Eter moest onderduiken bood Victor Baarn (70) spontaan aan om in Vrij Nederland zijn plaats in te nemen (hoofdstuk 7). Columnist Battus (60) is de rustigste van de Vrij Nederland-columnisten. Zijn bespiegelingen zijn te vinden in hoofdstuk 10. Battus ontving voor zijn standaardwerk Opperlandse taal- en letterkunde alle artikelen die drs. G. van Buren (70) in de zaterdagse editie van NRC Handelsblad publiceerde. Hij gebruikte die echter niet allemaal, hetgeen drs. G. van Burens verdriet opwekte. In hoofdstuk 9 zijn van haar tien artikelen opgenomen. Aldus werkten vijf columnisten samen, maar hun gemeenschappelijke inspanning is vooral te zien in de hoofdstukken 4 en 8, die personen behandelen (hoofdstuk 4) en boeken (hoofdstuk 8). Een passend motto voor dit verzamelwerk zou kunnen zijn: ‘Brugsma, Buik, Bom, Bea Baarn, aan de lantaarnpaal allemaal!’