Onvermoeibaar, en als het moet ‘door alle honderd harten wit te kalken’, baant Henk van der Waal zich in de tien meanderende gedichten van deze bundel – zijn het klaagzangen, zijn het liefdesliederen? – een weg naar licht. Hoe je dat licht moet karakteriseren? ‘Je kunt dat zijn noemen, of geluk, of doordesemde aanwezigheid / het is in ieder geval iets wat van buiten komt, maar / gek genoeg diep van binnen in je brandt / iets wat je gekregen hebt / iets wat je te zijn hebt / iets wat je te geven hebt: / liefdesgemoed’.