Boris en Lucy zijn zestien, of bijna, als David bij hen op school komt. Hij nodigt ze uit de kerst door te brengen in het huis van zijn ouders in Frankrijk. Zo begint een hartstochtelijke vriendschap die jarenlang zal standhouden: samen rijden ze op hun solexen door de polders, samen halen ze hun eindexamen en samen verhuizen ze naar Amsterdam. Balancerend op de delicate grens tussen vrienschap, liefde en erotiek worden ze volwassen. Maar als ze de dertig gepasseerd zijn, doet Lucy wat ze had willen doen, lang geleden al, toen ze nog zestien was…
Vanuit drie perspectieven schetst Entius een ontroerend portret van een vriendschap die onder druk komt te staan van heimelijke verlangens en te lang verzwegen verwijten.