Abdelkader Benali werd in 1975 geboren in Ighazzazen (Marokko). Hij woonde vanaf zijn vierde jaar in Rotterdam, verhuisde in zijn studietijd naar Leiden en woont tegenwoordig in Amsterdam. Voordat hij debuteerde met de roman Bruiloft aan zee (1996) ontving hij twee maal de El Hizjra Literatuur Prijs. Bruiloft aan zee werd in 1997 bekroond met de Geertjan Lubberhuizen Prijs 1997 voor het beste debuut en in 1999 met de Prix de Meilleur Premier Roman Etranger (Frankrijk). Het boek werd bovendien genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 1997. In een interview in Trouw zei Benali over zijn debuut: “Dit boek heeft mij aan de ene kant dichter bij mijn wortels gebracht, maar me er ook ver van verwijderd. Maar het verhaal moest worden verteld. Nu kan ik meer registers opentrekken. Meer werelden laten zien.” Het boek werd positief besproken en is inmiddels in vertaling verschenen in onder andere Engeland, de Verenigde Staten, Spanje, Duitsland, Frankrijk en Denemarken.
Op 1 januari 1999 ging Benali’s toneelstuk De Ongelukkige in première in de Toneelschuur te Haarlem. Het werd meer dan vijftig keer opgevoerd. Het verscheen in boekvorm bij uitgeverij Vassallucci. Berichten uit Maanzaad Stad uit 2001 is een verzameling verhalen, reportages, artikelen en columns. In het najaar van 2001 ging Benali’s toneelmonoloog Yasser in première (in 2002 in boekvorm uitgekomen). In 2002 verscheen de dikke roman De langverwachte, die overwegend zeer positief ontvangen werd. In deze roman is het woord aan een foetus: “De langverwachte bevat de prenatale memoires van een Rotterdams kind van twee tiener-ouders.” (Arjan Peters, de Volkskrant). De roman won in 2003 de Libris Literatuur Prijs. Zijn volgende roman, het begin 2005 verschenen Laat het morgen mooi weer zijn, bezegelde zijn overstap van uitgeverij Vassallucci naar De Arbeiderspers. Binnen anderhalf jaar verschenen behalve Laat het morgen mooi weer zijn het samen met Herman Obdeijn gepubliceerde boek Marokko door Nederlandse ogen 1605-2005, de dichtbundel Panacee, het toneelstuk Jasser en de reportage Berichten uit een belegerde stad. Dit was de oogst van een verblijf van enkele maanden in Beiroet, waar Benali in de zomer van 2006 ongewild in een oorlog (die tussen Israël en Hezbollah) verzeild raakte en waarover hij op een weblog van Vrij Nederland dagelijks verslag deed. Bovendien verscheen in diezelfde periode bij De Bezige Bij een briefwisseling met zijn vriend Michaël Zeeman: Wie kan het paradijs weerstaan. De brieven beslaan het grootste deel van 2004, toen Benali, net als Zeeman, in Rome woonachtig was (althans voor een groot deel van zijn tijd).
In november 2006 kwam Feldman en ik uit, zijn zesde boek bij De Arbeiderspers. Daarna volgde de roman De Marathonloper, Benali’s (literaire) verbeelding van zijn eigen ervaringen met en fascinatie voor het hardlopen.
In 2009 zag de roman De stem van mijn moeder het daglicht, waarin Abdelkader Benali terugkeerde naar het thema uit onder andere Bruiloft aan zee: dat van het migrantenkind tussen twee culturen.
In 2010 verscheen een nieuwe hardlooproman, Zandloper, en eveneens in datzelfde jaar De weg naar Kaapstad. Afrika en het WK voetbal 2010, Benali’s verslag van zijn voetbalontdekkingsreis door Afrika. Najaar 2013 verscheen zijn roman Bad boy, die inspeelt op de in de media breed uitgemeten Badr Hari-affaire en andermaal gaat over de multiculturele samenleving en de dubbele culturele identiteit van de migrant. Daarna verschenen het kookboek Casa Benali, geschreven samen met zijn vrouw Saida Benali, Het blauw van de zee en het blauw van de stad en Brief aan mijn dochter.
In 2019 verscheen zijn roman De weekendmiljonair, en in 202 schreef hij het essay Reizigers van een nieuwe tijd voor de Maand van de Geschiedenis. In 2021 verscheen zijn 4 mei-Lezing De stilte van de ander, en momenteel werkt hij aan een nieuwe roman. Zijn werk, dat internationaal wordt uitgegeven, werd in 2010 bekroond met de E. du Perronprijs, en in 2020 met de prestigieuze Gouden Ganzenveer. In 2022 kwam Paradijsvogel boven de Hoge Woerd uit. In 2024 zal De opdracht van de Moor verschijnen.
Foto: Merlijn Doomernik