Henk van Straten groeide op in Eindhoven met drie oudere halfbroers, zijn stiefvader en zijn moeder, om in de weekenden met diezelfde moeder naar zijn vader in Rotterdam te rijden. Zijn stiefvader was hem liever kwijt dan rijk, dacht hij. Zijn moeder, gevangen tussen twee mannen, was aldoor somber en vertrok op zijn vijftiende naar Curacao. Zijn broers waren zijn broers, maar toch ook weer niet. Wij zeggen hier niet halfbroer is een humoristisch, schrijnend, maar liefdevol verhaal over een kind dat dacht altijd vrolijk te moeten zijn en, later, over een puber die eenzaam drugs gebruikte op zijn zolderkamertje en opging in zowel de punk- als de gabbercultuur. Zoals Van Straten zelf zegt: ‘Gewoon een jeugd, net zoals mijn leven gewoon een leven is.’ Dat kan zo zijn, maar Wij zeggen hier niet halfbroer is geenszins ‘gewoon een boek’. Met dezelfde haarscherpe en ontroerende observaties die we kennen van zijn persoonlijke stukjes en zijn columns voor Volkskrant Magazine toont Van Straten ons de hartverscheurende, grappige herinneringen aan het leven van een jongen die worstelde met identiteit, liefde en mannelijkheid.
Quotes:
‘Een Hollandse versie van de Noor Karl Ove Knausgård, maar dan zonder de ellenlange opsommingen en niet ter zake doende beschrijvingen.’ – Het Parool
'Van Straten toont zich een scherp observator.' - Noordhollands Dagblad
‘Het boek voelt aan – en dat is bedoeld als compliment – alsof het helemaal niet geschreven is, alsof er geen enkele constructie voor is opgezet. Dat doet het zo echt aanvoelen.’ – De Groene Amsterdammer
‘Literatuur in haar meest rauwe vorm. […] Van Straten beschrijft de zoektocht naar zijn ware identiteit en de hunkering naar het gevoel om toch eindelijk eens ergens bij te horen op meesterlijke wijze.’ – Eindhovens Dagblad
‘Ik las dit boek, niet gelogen, in drie uur uit. De herinneringen, anekdotes en observaties zijn opgeschreven met een gevoel van urgentie. Ze hebben vaart en sleuren je als lezer het roerige leven van de jonge Henk in.’ – Jan Magazine
‘Dit is een echt, fijn, ontroerend mensenboek, pijnlijk oprecht en bovendien geestig.’ – Sylvia Witteman in de Volkskrant