‘Winter over de Peel. De werkloze peelwerkers, die achter de kachel zitten, horen hoe het in het schouwgat en de kachelpijp begint te brullen. Een plotselinge luide stem met breedgehaalde donkere zoefrukken. Er slaat een scherpe sneeuw tegen de ramen. Over de verre peelvlakte jaagt de sneeuwstorm. In de stuiving van de sneeuw, in het geweld van de vlagen staat een gemartelde den te dansen langs de besneeuwde weg. De storm raast’.
Met deze roman vestigde Coolen de aandacht op het haast onmenselijke bestaan van de turfstekers in de Peel.
Veel is er veranderd ten gevolge van de industrialisatie, maar het tijdsbeel van de twmtiger jaren, vervat in dit diep menselijke verhaal, weet ook nu nog iedere lezer te boeien.