Misschien wordt ’t morgen beter

Cornelis Vreeswijk, de blues tussen Stockholm en IJmuiden

Rutger Vahl

In Nederland is hij bekend van bescheiden hits als de ‘De nozem en de non’ en ‘Veronica’. Maar in zijn tweede vaderland Zweden zien ze Cornelis Vreeswijk als de Scandinavische evenknie van Bob Dylan, Leonard Cohen en Jacques Brel.

Hij verhuisde op zijn dertiende van IJmuiden naar Zweden, waar hij uitgroeide tot de grootste singer/songwriter van zijn generatie. Maar in Misschien wordt ’t morgen beter laat Rutger Vahl zien dat Cornelis Vreeswijk (1937-1987) nooit los van Nederland is gekomen. In 1972 keerde hij terug om ook zijn geboorteland te veroveren.

Cornelis Vreeswijk was even productief als zelfdestructief. Een jaloerse alcoholist die elke relatie verstikte, maar ook een tekstdichter van een kaliber dat zeldzaam is in de popmuziek. Hij schreef over de achterblijvers in de welvaartsstaat, over vrouwen en vriendinnen. Bovenal liet hij zich inspireren door literatuur en muziek, zijn twee grote liefdes. Een reis door Vreeswijks universum voert langs alle pieken en dalen van een artiestenleven, maar brengt ons ook bij Ernest Hemingway en Walt Whitman, Amerikaanse bluesgiganten, The Beatles, Georges Brassens en de Braziliaanse meestergitarist Baden Powell de Aquino.