De romans en verhalen van A. Aletrino – een van de Tachtigers van het tweede plan – zijn doordrenkt van een melancholisch pessimisme. Een hevige preoccupatie met de dood bracht hem tot de vaste overtuiging dat het leven zinloos is. Vanuit zijn zwaarmoedige grondstemming beschreef hij, in het voetspoor van het Franse naturalisme, het zich voortslepende, uitzichtloze bestaan van mensen – liefst vrouwen, met wie hij zich in hoge mate verwant zei te voelen – die aan het leven lijden. In de vermomming van deze fictieve personen kon hij zijn benauwende kijk op het leven luchten. Zo ook in zijn roman Martha, die in 1895 in boekvorm verscheen. Het is de beschrijving van een sensitieve jonge vrouw, die haar leven lang droomt van een geluk dat net voorbij haar gezichtsveld lijkt te liggen en dat ze steeds opnieuw probeert te grijpen, terwijl ze niet in staat blijkt het te beleven op de momenten dat het zich aandient maar het slechts dan herkent wanneer het herinnering is geworden.