De leergierige Lot groeit op in het Suriname van de late jaren vijftig. In navolging van haar vader raakt ze in de ban van de zeventiendeeeuwse Jodensavanne, waar door relaties tussen de Sefardische plantagehouders en hun uit Afrika afkomstige slaaf gemaakten een bijzondere bevolkingsgroep ontstond: de zogenaamde ‘Negerjoden’.
Na jaren in Nederland keert Lot als volwassene terug om het onderzoek van haar inmiddels overleden vader naar het begin van het Surinaamse Jodendom voort te zetten. In de persoon van Erwin Nassy, de laatste rasechte Sefard in Paramaribo, stuit ze juist op het einde ervan.
Met deze figuur verlaat Last deels het terrein van de fictie. Net als Lot is Ellen Ombre mogelijk verwant aan de stichters van Jodensavanne. En net als Lots vader zocht ze jarenlang haast obsessief – en veelal tevergeefs – naar nieuwe feiten over het vroege Surinaamse Jodendom. Het zijn de feiten over het lot van Erwins broertje Leo, die uiteindelijk het meest beklijven.
‘Last is een juweel. De zinnelijkheid van de taal van Ellen Ombre betovert zo dat zij met een enkel woord een wereld weet op te roepen. Haar enorme kennis van en betrokkenheid bij de materie verrijken het begrip van ons koloniale verleden.’ – Arthur Japin
‘Ellen Ombre imponeert met dit boek. Een belangrijk werk, een noodzakelijke bijdrage aan de literatuur van de Afrikaanse diaspora.’ – Vamba Sherif
‘Ellen Ombre is een onbevreesd en scherpzinnig schrijver.’ – Sanneke van Hassel