‘De ontregeling van alle zintuigen, denk ik en ik wéet niet waarom. Ik zie het geluid van de bas walmend tegen de muren kruipen. Het is slijmerig, zwart, en snijdend. Het kan mij niet hard genoeg, niet gemeen genoeg, niet snel genoeg. Maar zelfs een langzaam en moerassig nummer
slaat een kogelregen de zaal in. Die zaal stoomt, die zaal dampt en implodeert, waarna een amorf gedrocht wordt geboren dat bestaat uit duister geluid, modderig licht, grafgeuren en de smaak van zweet, bier en agressie die je hier uit de lucht kunt eten. Dit is waarvoor ik ben gekomen.’
De hoofdpersoon in Het uur van lood wordt geobsedeerd door tijd, pijn en ziekte. Die obsessie drijft hem voort door rusteloze dagen en slapeloze nachten. Een diepgewortelde onrust en het verlangen naar drank, drugs en stilte voeren hem naar danspaleizen, feesten, cafés en ziekenhuizen. De stad – zijn stad – is een vuilnisbak. Het geheugen is onbetrouwbaar. Leven en Dood zijn uiteindelijk niet meer dan een prijs in een televisiekwis. En God is een klein roze pilletje.