De dagen van Leopold Mangelmann

Een keuze uit de archieven

Arnon Grunberg

Na de dood van mijn moeder begon mijn uitgever, tegenwoordig uitgever in ruste, Vic van de Reijt in de garage van mijn moeder, die zij nooit als garage heeft gebruikt, te grazen in mijn archieven. Hij vond verhalen waarvan ik het bestaan was vergeten, verhalen die ik me nog maar half kon herinneren, teksten ooit uitgegeven door Jan Ritsema, eveneens uitgever in ruste.
Aan de eettafel in mijn moeders huis las en ordende Van de Reijt de teksten. Van hetzelfde verhaal bestonden soms zeven versies; de schrijver heeft een maniakale kant.
De keuze in deze bundel is gemaakt door Van de Reijt, de verantwoordelijkheid ligt bij mij.
Je zou kunnen zeggen: mijn teksten zijn wat er over is van mijn verleden. Deze teksten zijn wat er over is van dat verleden tot en met 2 mei 1994, toen dat verleden nogal veranderde door de uitgave van mijn debuutroman Blauwe maandagen.

Arnon Grunberg

Zelden zal een debuutroman zozeer zijn ingeslagen als Arnon Grunbergs Blauwe maandagen in de meimaand van 1994. ‘Eindelijk weer eens een schrijver die zijn generatie een stem geeft’, ‘Een groteske komedie, een zeldzaamheid in de Nederlandse literatuur’, juichten HP/De Tijd en NRC Handelsblad. Wat bijna niemand toen nog wist, was dat Grunberg zijn entree in de literatuur al jaren had voorbereid: als elfjarige debutant
in Vrij Nederland, vanaf zijn zeventiende als acteur en toneelschrijver en in de jaren daarna als schrijver van gedichten en korte verhalen.
Zijn eerste teksten gaf hij uit in eigen beheer, zoals zovele grote schrijvers voor hem deden. Maar in februari 1993, ruim een jaar vóór zijn officiële debuut, publiceerde Uitgeverij Rothschild & Bach een kleine bundel van Arnon Grunberg: De dagen van Leopold Mangelmann, Brief aan M, Schoonheid en bier. Het boekje, dat allerlei voorstudies bevat voor zijn roman Blauwe maandagen, werd nauwelijks verkocht. Nu verschijnt het opnieuw, geheel herzien en uitgebreid met verhalen en teksten die uitgever-samensteller Vic van de Reijt bij de voorbereiding van de tentoonstelling Ich will doch nur dass ihr mich liebt terugvond in de garage van Grunbergs moeder.