Eli gaat als zevenjarig meisje met haar tante Hildur van vijftien mee om een plek als dienstmeid te zoeken, omdat het gezin niet langer alle monden kan voeden. De meisjes stappen in een onbekende wereld. Niemand die hen beschermt, het is ieder voor zich. Trosell beschrijft de overlevingdrift waarmee haar overgrootmoeder Eli, haar grootmoeder Stina en haar moeder Edit zich door het leven slaan. En ze schetst vervolgens haar eigen jeugd.