Muna, een Indiaas weesmeisje van elf jaar, werkt in 1974 in een tapijtenweverij in Bombay. Zij kan haar zusje Sita maar niet vergeten, die op jonge leeftijd van haar is gescheiden. De zesjarige Sita, die zonder medeweten van Muna opgroeit in een weeshuis in dezelfde stad, kan zich haar oudere zus echter niet herinneren en droomt dagelijks van een échte familie. Haar wens gaat in vervulling als zij geadopteerd wordt door een Spaans echtpaar. De achtjarige Solomon woont ondertussen in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba. Wanneer de revolutie uitbreekt, verlaat hij zijn geboorteland en vlucht hij naar Cuba in de hoop op een beter bestaan. Na vele omzwervingen over drie verschillende continenten, waarbij hun paden zich bovendien verschillende malen kruisen, vinden Solomon, Muna en Sita uiteindelijk ieder voor zich hun bestemming in het leven en het familiegeluk waar zij alle drie zo lang naar hebben verlangd.