In maart 1999 vluchtten de Kosovo-Albanezen massaal de grenzen over. Ze vertelden over de misdrijven van de Servische soldaten, platgebrande dorpen en vermoorde familieleden. Achtenzeventig dagen later waren het de Serven die met honderdduizenden tegelijk op de vlucht sloegen. Nu waren de Albanezen verantwoordelijk voor de gruwelijke slachtingen en brandstichtingen.
De Serviërs vertelden dezelfde verhalen als de Albanezen een paar weken daarvoor. Overal werden de Serven beschouwd als de beulen van de Balkan; zelf zagen ze zich vooral als slachtoffers.
Seierstad volgde veertien Serviërs uit verschillende milieus: aanhangers en tegenstanders van Milosevic, plattelandsbewoners en stedelingen, armen en rijken, boeren en ministers, ouderen en jongeren. Ze wilde achterhalen hoe ze leefden en welke keuzes ze maakten.