In Parijs zijn signalen van een nieuwe pestuitbraak. Er vallen zelfs enkele doden te betreuren. De immer nuchtere commissaris Adamsberg (‘Ik vraag me af of je als smeris op den duur geen smeris wordt’) gelooft echter niet dat de zwarte dood rondwaart en gaat op zoek naar een ‘doodgewone’ moordenaar die de stad met zijn morbide pestgrap terroriseert. De media daarentegen zijn op hol geslagen en wakkeren de angst van de bevolking aan.