Karoef woont bij zijn oom en tante in een klein dorpje. Op een dag zien hij en zijn neven hoe een vrouw te paard achtervolgd wordt door Drakenruiters, een groep wrede gardisten van prins Rombert van een naburig rijk. Zijn neven worden door de soldaten gevangengenomen, Karoef helpt de onbekende vrouw te ontsnappen. Omdat de soldaten hem zoeken, moet Karoef vluchten en verlaat hij zijn dorp.
Op zijn vlucht komt hij opnieuw de jonge vrouw tegen. Zij heet prinses Tessien en vertelt Karoef haar verhaal.
Geholpen door Karoef probeert Tessien de Leeuwenburcht te bereiken, het kasteel van haar vader, waar haar moeder is achtergebleven. Maar daar aangekomen blijkt dat de Drakenruiters het kasteel al bezet hebben en dat de koningin gegijzeld is.
Nu besluit Tessien niet langer te vluchten maar tot de aanval over te gaan. Samen met Karoef en met versterking van Yorkes, die kapitein in de garde van Rombert is geweest, trekt ze op naar de Drakenburcht. Daar komt het in de grote hal uiteindelijk tot een bloedstollende confrontatie tussen alle betrokkenen en wordt de toekomst van het rijk beslist.