Het joodse gezin Rajmic woont in Lódz. In 1937 gaat Nina, dan twaalf jaar oud, met haar moeder naar Amerika. Voor familiebezoek én – wat Nina niet weet – om hun emigratie voor te bereiden. Ze blijven er een jaar en keren dan terug naar Lódz. Kort daarop breekt de oorlog uit. De hele familie Rajmic belandt uiteindelijk in het getto van Warschau. Het leven lijkt in eerste instantie gewoon door te gaan, en Nina’s broer Rudek blijkt een meester in het vinden van oplossingen om de steeds erbarmelijker omstandigheden het hoofd te bieden. Dan sijpelen de berichten door dat de deportaties niet naar de beloofde werkkampen leiden?
Nina weet samen met en vooral dankzij haar broer de Holocaust te overleven, maar verder is ze alles en iedereen kwijt. Wat haar het diepst getroffen heeft, is het feit niet te mogen bestaan, geen toekomst te hebben. Achteraf zegt ze dat de oorlog haar heeft geleerd de juiste prioriteiten te stellen. ‘Dat was het positieve ervan: ik weet wat belangrijk is en wat niet.’