Tangen

Corine Kisling

‘Vanuit de kamers aan de voorkant keek je uit op de brede Van Zittenstraat met hier en daar een boom, de passerende tram en dezelfde donkerpaarse huizen aan de overkant, alsof er een lange spiegel over de hele lengte van de straat was gezet en er overal hetzelfde leek te gebeuren.’ Zomer 1965, de vakantie begint. De geheimzinnige verdwijning van padvinder Linus Pover werpt een stille dreiging over de anders zo rustige wijk 7 van de stad Ruistrecht. Drie gewone families, die elkaar slechts heel oppervlakkig kennen van ouderavonden en amateurtoneel, raken verstrengeld in een aantal dramatische gebeurtenissen. Hun levens worden opgeschrikt door gruwelijke voorvallen die veelal ontstaan door misverstanden of het volledig ontbreken van communicatie. In de wereld van de volwassenen lopen dromen, frustraties en fobieën door elkaar; voor de kinderen vormen werkelijkheid, verhalen en fantasie een onlosmakelijk geheel. Alleen de negenjarige Sofie Weber, die de eigenlijke hoofdrol in het boek speelt lijkt op een bodem van ellende vrolijk en onbeschadigd door het leven te huppelen. Maar in haar ontwaken gevoelens die wijzen op de naderende pubertijd.
Langzamerhand, bij steeds wisselend perspectief, wordt duidelijk dat de families toch meer raakvlakken hebben dan zo op het eerste gezicht leek. Dit leidt tot een radicale kentering in de eerste weken na de zomervakantie. Voor de meeste van hen is daarna niets meer wat het was.