Als observator is Carel ter Linden gefascioneerd door de wereld om hem heen. Zo boeit de nachttrein hem omdat de reiziger het duister in gaat en zich volkomen overgeeft aan een geheimzinnige bestuurder die hij totaal niet kent. Een mol – dat vreemde dier dat nooit het daglicht ziet – roept bij Ter Linden de vraag op of de mens misschien even blind is voor het hogere dat hém omgeeft.
De titel van deze bundel is Om een zin . Een goed alternatief zou ‘Om een laatste zin’ zijn geweest. Een aantal gedichten verraadt immers zijn zoektocht naar zo’n laatste zin, waarmee de dichter raakt aan de zin van het leven zelf. De bundel is opgedragen aan de nagedachtenis van zijn vrouw, aan wie een aantal gedichten zijn gewijd.
Gebruikmakend van klassieke vormen en trefzeker formulerend schrijft Ter Linden een ingetogen, herkenbare poëzie die veel lezers zal aanspreken.