Verlamd aan bed gekluisterd schreef Heinrich Heine enkele jaren voor zijn dood twee autobiografische teksten: Memoires en Bekentenissen. Hierin vertelt hij over zijn bewogen jeugd in Düsseldorf en biedt hij inzicht in zijn politieke, morele en religieuze denkbeelden. Het zijn nu eens stekelige en polemische getuigenissen, dan weer tere en openhartige herinneringen van een eeuwige buitenstaander uit wie, volgens de Bekentenissen, ‘niets dan een dichter was geworden’. Deze twee geschriften worden voorafgegaan door het nawoord dat Heine schreef bij zijn laatste grote dichtbundel, Romanzero (1851), een even schrijnend als ironisch adieu aan zijn lezers: ‘Wij zullen elkaar terugzien in een betere wereld, waar ik ook verwacht betere boeken voor u te schrijven.’
Sprankelend, wijdlopig, nooit langdradig, lichtvoetig, zelden lichtzinnig en altijd geestig – dit bijeengebrachte proza uit het ‘matrassengraf’ is even springlevend als dat uit zijn ambulante dagen.
De teksten werden vertaald, ingeleid en van commentaar voorzien door Jan Sietsma.