Drie afdelingen bevat deze nieuwe dichtbundel van Hester Knibbe. Achtereenvolgens ‘Het hebben van plaats’, ‘Het hebben van tijd’ en ‘Het hebben van schaduw’. Je zou kunnen zeggen dat een zekere mate van de eerste twee – tijd van leven, en ruimte van leven gehad hebben – een voorwaarde is voor het hébben van dat laatste: schaduw. Schaduw als de dimensie die alle ervaringen projecteert en doet samenkomen in wat het leven tekent.
En wat doet de dichter? Die verkent de nauwelijks opgemerkte verschuivingen, het grensgebied van de waarneming, van het aan- en afwezig zijn. Als wil ze greep op de horizon krijgen. De gedichten in deze bundel zijn evenzovele, in sterke en subtiele bewoordingen gedane pogingen daartoe.