Een naamloze ik-figuur komt terecht in een wereldwijde multinational, een geheime organisatie die buiten of achter de politiek en de moraal staat. Het is een pseudo-literaire instelling waar men moeilijk ‘lid’ van wordt, waar zich mysterieuze en gruwelijke dingen afspelen en op het einde een heel ander gezicht blijkt te hebben. Het achterhalen van het wezen van de organisatie is een echte speurtocht. We bevinden ons in een kafkaiaanse wereld van vervreemding, die aangeeft hoe een maatschappij kan ontaarden. Het grootste raadsel in deze intrigerende roman vormt echter de identiteit van de hoofdfiguur. Wie is hij? Is hij een revolutionair, een conformist, een moordenaar, een literator?
De binnendienst kan gelezen worden als een misdaadroman, als een surrealistische fabel over hoe wij vorm geven aan de realiteit of als een geschiedenis van datgene wat onze identiteit bepaalt. Deze roman, die de lezer gaandeweg confronteert met steeds veranderende vraagstellingen, boeit door de meesterlijke synthese van inktzwarte humor, conceptuele paranoia en toekomstpsychose. Een cultboek in wording.