In Apenlier komen we iemand tegen die vergeefts een seksfilm probeert te ontrafelen, die contactloos aan het doodsbed van zijn vader zit, die ruziënd en desperaat met zijn vriendin een kop koffie drinkt. Mooi en veelbelovend komt de mens er in Rob Schoutens nieuwe bundel niet uit te zien. Wat zich in zijn vorige bundel Infauste dienstprognose al aankondigde, wordt in Apenlier verder bewaarheid: de mens heeft meer last van zijn impulsen en instincten dan hem lief is.
Maar geleidelijk kom je erachter dat zo’n aapachtige kant ook zo zijn voordelen heeft. Ontsierende menselijke condities en onterende emoties blijken bij Schouten te kunnen leiden tot intrigerende gedachtensprongen, louterende inzichten en ja, zelfs tot een soort eigenzinnige poëzie: apenlyriek. In Apenlier zet Rob Schouten, voortvarender dan ooit, de striptease voort waarmee hij al vele bundels geleden begon. Het is mensenwerk in de barre zin van het woord maar met voldoende elan en fantasie om het tegen de illusieloosheid op te nemen.