‘Sinds vorig jaar september heb ik niets anders meer gedaan dan wachten op een man, wachten tot hij me zou bellen en naar me toe zou komen.’ Een ouder wordende schrijfster begint een liefdesaffaire met een hoge ambtenaar. De vrouw leeft in een roes en geeft zich volledig over aan haar hartstocht. Heel haar zijn staat in het teken van deze ene aanbeden man. Dan slaat alles om: achterdocht en jaloezie verdrijven de liefde. De roes maakt plaats voor leegte en pijn. Het verdriet om de voorbije passie kent geen genezing.