‘Van der Heijden groeide […] uit van een aanstormend talent uit een kraakpand […] tot de enige serieuze oeuvrebouwer in onze literatuur na de Grote Drie: Reve, Mulisch, Hermans. Geen doodlopende bestsellerbakker, geen zuinige woordjesweger, geen bloedeloze glaskunstenaar – maar een gedreven verteller die alle pluspunten van de overige categorieën losjes in zich verenigt. Prozaïsch onthuller, poëtisch waarnemer. De Grote Eén.’
Aleid Truijens over A.F.Th. van der Heijden in ‘Elsevier’.