Willem Elsschot

Willem Elsschot is het pseudoniem van Alfons de Ridder. Geboren in Antwerpen als zoon van een bakker doorloopt de kleine Alfons met goed gevolg de lagere school en gaat naar het Athenée Royal. Daar blijkt hij niet goed genoeg mee te kunnen komen, omdat een groot aantal vakken in het Frans gegeven wordt, een taal die hij in tegenstelling tot veel van zijn medeleerlingen niet van huis uit heeft meegekregen. Dankzij zijn leraar Nederlands Pol de Mont ontwikkelt hij een grote liefde voor de literatuur. Dit kan niet verhinderen dat De Ridder in 1898 zonder diploma van school verwijderd wordt. Toen had hij al wel zijn eerste gedicht geschreven.
In 1899 ontmoet de negentienjarige De Ridder op de kermis Fine. Zij raakt zwanger van hem. In 1901 wordt hun zoon Walter geboren. Inmiddels is De Ridder toegelaten tot het Hoger Handelsinstituut. Hij bezit nog niet de middelen om Fine te huwen. Terwijl hij zijn opleiding afmaakt, blijft Fine met Walter bij haar ouders wonen. De Ridder gaat de handel in, en vertrekt in 1906 naar Parijs. Dankzij goede handelsbetrekkingen met de Schiedamse scheepswerf Gusto kan hij in 1907 verhuizen naar Nederland. Hij trouwt met Fine en gaat met zijn gezin in Rotterdam wonen.
Aan zijn collega’s vertelt hij veel over zijn periode in Parijs. Zijn collega Anna van der Tak spoort hem aan deze verhalen op te schrijven, hetgeen in 1913 resulteert in de publicatie van Villa des Roses als feuilleton in het tijdschrift Groot Nederland. De Ridder gebruikt hierbij voor het eerst zijn pseudoniem Willem Elsschot.
Inmiddels is het gezin teruggekeerd naar België, Brussel. Na de Duitse inval zoeken zij een veilig onderkomen in Antwerpen, waar hij als secretaris van het Oogstbureel gaat werken.
In 1933, nadat voor het eerst tien gedichten van Elsschot in Forum gepubliceerd zijn (waaronder zijn beroemdste gedicht Het huwelijk, met daarin de onvergetelijke regels: ‘Maar tussen droom en daad/ staan wetten in de weg/ en praktische bezwaren’) wordt Elsschot bezocht door Menno ter Braak, redacteur van Forum. Dichter Jan Greshoff moedigt Elsschot aan tot publicatie van Kaas (1933).
In de Tweede Wereldoorlog is het voor Elsschot moeilijk zijn gezin te onderhouden. In 1941 komt hij in contact met Snoeck-Ducaju & Zoon, de uitgever van Snoeck’s Almanakken. Elsschot houdt zich bezig met de promotie van de almanakken.
Zijn literaire carrière ontwikkelt zich intussen gestaag. Totdat hij in 1947 een gedicht schrijft over collaborateur August Borms. Het gedicht verwoest Elsschots reputatie. Hij breekt verbitterd zijn schrijversactiviteiten af en wijdt zich geheel aan het zakendoen.
Het is voor Elsschot dan ook een complete verrassing dat hij in 1951 de Constantijn Huygensprijs toegekend krijgt voor zijn literaire oeuvre. In 1957 verschijnt Elsschots Verzameld werk, dat in korte tijd drie drukken krijgt.
Op 31 mei 1960 zakt Elsschot op straat in elkaar en overlijdt korte tijd later.