De toekomst zou schitterend zijn. Het Romeinse rijk was voortaan christelijk, en de keizer zou het geloof verspreiden, te vuur en te zwaard. Niets stond de eindoverwinning van het christendom nog in de weg.
Het loopt anders. Ketters zaaien verdeeldheid. Machtige patriarchen vliegen elkaar in de haren, strooien met goud en nemen massa’s agressieve ‘supporters’ mee naar concilies om hun zin door te drukken. Ondertussen proberen keizers eenheid af te dwingen en worden bisschoppen verbannen, gemarteld of vermoord. En niemand kan het uiteenvallen van de kerk én het rijk tegenhouden.
We leren er niet veel over op school, over de ondergang van het Romeinse rijk. Na Julius Caesar gaat het al snel over Karel de Grote. Daarmee missen we een fascinerend verhaal met een werkelijk adembenemend slot. Eerst een diepe crisis, dan een verwoestende oorlog en daarna duiken uit de woestijn, als uit de diepten van de hel, enorme Arabische legers op. Niets kan hen tegenhouden. Kerk en rijk storten ineen.
Het is een verhaal zó fantastisch dat je het onmogelijk kunt verzinnen. Zoiets kan alleen maar echt gebeurd zijn.