Kruis en kraai

Over de roman 1 - De romankunst na James Joyce

A.F.Th. van der Heijden

Tegen het einde van zijn leven was James Joyce depressief en aan de drank. Hij koesterde een eenvoudige novelle van Tolstoj, en vroeg zich vertwijfeld af of hij na zijn debuut Dubliners de twintigste-eeuwse romankunst, met grote prozawerken als Ulysses en Finnegans wake, wel de goede kant op geleid had.
In een reisverhaal beschreef Cees Nooteboom zijn bezoek aan het precolumbiaanse Einde van de Wereld: een kruis aan de rand van het meest westelijke van de Canarische eilanden. Toen hij het
naderde, had op het dwarshout ‘met onnavolgbaar effectbejag’ een kraai plaatsgenomen. Voor A.F.Th. van der Heijden is in de romankunst van de voorbije eeuw Joyce’ Finnegans wake zo’n kruis met kraai, dat de schrijver uiteindelijk de rug toekeert om het spoor terug te volgen naar traditioneler vormen van vertelkunst. Niet om slaafs de negentiende-eeuwse romanconventies weer op te pakken, maar juist om vanuit de hervonden traditie de romanschrijverij naar nieuwe, barre, onvermoede vertes te voeren – ook tot waar men niet verder kan, en het kruis met de kraai de nederige triomf van de schrijver uitdrukt.
Kuis en kraai is een brief aan zijn vriend en vroegere
redacteur Anthony Mertens.