Annie M.G. Schmidts Jip en Janneke hoort tot de grote klassiekers van het Nederlandse kinderboek. Na het succes van Jippus et Jannica uit 2000 heeft Harm-Jan van Dam voor deze nieuwe editie nog enkele van de tijdloze verhaaltjes vertaald. Op veler verzoek is deze nieuwe uitgave bovendien tweetalig, zodat iedereen aan de hand van de avonturen van het levendige tweetal een oude taal kan lezen.
Jip liep in de tuin en hij verveelde zich zo. Maar kijk, wat zag hij daar? Een klein gaatje in de heg. Wat zou er aan de andere kant van de heg zijn, dacht Jip. Een paleis? Een hek? Een ridder? Hij ging op de grond zitten en keek door het gaatje. En wat zag hij? Een klein neusje. En een klein mondje. En twee blauwe oogjes. Daar zat een meisje. Zij was net zo groot als Jip. ‘Hoe heet je?’ vroeg Jip. ‘Janneke,’ zei het meisje.
Jippus in horto ambulabat. Omnium taedebat. Ecce autem! foramen in saepe factum conspexit, non ita magnum. Mirabatur Jippus quid rerum trans saepem appareret. Regia domus? Murus? An heros? Humi subsidens per foramen spectavit. Quidnam conspexit? Nasum pusillum, osculum, ocellos duos caesios. Ecce puellam, non maiorem Jippo. ‘Quid est tibi nomen?’ rogavit Jippus. ‘Jannica sum,’ puella dixit.