‘Niet één profeet is ons gebleven. Geen sterv’ling weet hoe lang dit duren zal,’ zingen de duizenden volgelingen van dominee Raave bij zijn begrafenis. Met hun profeet is de Waarheid uit Nederland verdwenen. In de hemel zal hij om hun verdoemenis lachen.
De psalmtekst is uitgekozen door de vader van de hoofdpersoon, die als tienjarige tussen de galmende Raavianen staat en steeds meer verstrikt zal raken in het web van godsdienst, overspel en masochisme dat zijn ouders rond Raaves Waarheid weven.
Eenmaal opgegroeid ontvlucht hij een vechthuwelijk en jonge kinderen en leeft een jaar op weinig meer dan water en brood op een eenzaam Grieks rotseiland. Teruggekeerd doet hij verwoede pogingen het leven serieus te nemen en een maatschappelijk bestaan te leiden. Tevergeefs. Uiteindelijk beschuldigt en begraaft hij zijn ouders – volgens Raaves leer, met psalmgezang en tranen.
Geen sterveling weet wat hem heeft gemaakt, geen kind wat het te wachten staat.