In De onttovering van de waanzin wordt verteld hoe tussen 1560 en 1700 in West-Europa werd gedacht over de werking van de menselijke geest en over waanzin in het bijzonder. In de zestiende eeuw werd waanzin veroorzaakt door duivels en demonen, of door organen of sappen uit het lichaam, in 1700 was het een geestesziekte. Hoe is dat gebeurd?
Wat zijn gedachten, wat gevoelens, denken we met ons hoofd of ons hart, hebben we een ziel of is alles lichamelijk, wat zijn visioenen? – dat zijn de vragen waarover het hier gaat. In een dikke eeuw veranderden de antwoorden radicaal. De moderne psychologie ontstond in de tijd van de ondergang van het magisch universum en de opkomst van de moderne wetenschap. Met voorbeelden van duiveluitdrijvingen en autobiografische verslagen van waanzinnigen zelf, traceert Marius Engelbrecht deze ontwikkeling. Telkens stelt hij zich de vraag: zijn we niet ook belangrijke inzichten kwijtgeraakt?