In 1744 verscheen in Amsterdam een Portugees boek dat bijna een eeuw eerder, in 1652, was geschreven door de jezuïet Padre António Vieira. Althans, dat vermeldt het titelblad. Misschien was het een kwestie van vroege marketing om de naam van een beroemdheid te gebruiken. Men gaat er tegenwoordig vanuit dat de ware auteur Padre Manuel da Costa is geweest. Opnieuw in Amsterdam verschijnt nu de eerste editie die de juiste naam op het omslag draagt.
Misschien wel dankzij die marketingtruc kreeg De kunst van het stelen in de eeuwen die volgden een enorme status. Elke Portugees kent het boek. Op een vaak humoristische, soms verontwaardigde en af en toe bijtend ironische manier stelt de auteur diefstal en oplichterij aan de kaak, met name de graaicultuur van hogere kringen en ambtenaren. In korte hoofdstukken behandelt hij de verschillende vormen waarin de eeuwenoude kunst van dit stelen wordt beoefend. De voorbeelden die hij met even spitse als barokke pen aanhaalt zijn moeiteloos over te brengen naar onze tijd. Een voorbeeld:
‘De keizer zag dat de baard van Esculapius vals en van goud was. Hij werd begerig en stal hem, zeggend dat het niet goed voor de zoon was om een baard te dragen, terwijl zijn vader er geen had. En de keizer verloor niets van zijn grandeur met het stelen van de baard van zijn godheid, integendeel, hij won eraan, want hij had meer goud dan tevoren. En zo verhogen vele anderen hun grandeur door dagelijks ongestoord vele baarden te ontrukken aan de wereld.’