Tussen de hoogtepunten van de Europese romankunst verdient De Kapiteinsdochter van Alexandr Poesjkin uit 1836 de eretitel ‘primus inter pares’. In deze razendspannende, maar ook geestige en bovenal ontroerende vertelling wordt een onvergetelijk beeld geschilderd van de kozakkenopstand onder leiding van Jemelian Poegatsjov, een extreem gewelddadige episode uit de Russische geschiedenis die zich afspeelde tijdens het bewind van Catharina de Grote. Het hoofdthema is de eeuwige worsteling tussen trouw en verraad, zowel in iemands persoonlijke leven als in zijn publieke functioneren. Poesjkin spint aan de hand van een half dozijn personages een even complexe als transparante intrige, in de volstrekt natuurlijk aandoende, sprankelende stijl die hem tot een van de grootste taalkunstenaars aller tijden maakt.