Ovidius, de meester van de metamorfosen, debuteerde als dichter van liefdespoëzie. Hij verwierf zich op dat gebied in Rome een grote naam. Liefde is verlangen en verleiden. Maar ook ruzie, ontrouw, loerende echtgenoten en stugge deurbewakers. In Ovidius’ liefdesgedichten passeert een breed scala aan onderwerpen de revue. De variatie in toon is uniek. Angstige en boze gedichten, over ziekte, impotentie of abortus, worden afgewisseld met idyllische momenten en tragikomische scènes zoals die waarin Corinna haar pas geverfde haar verliest.
De ik-figuur in Ovidius’ gedichten is geen slachtoffer van zijn passie; liefde is vooral een spel. Daarover schrijft Ovidius met ironie en lichtvoetigheid, maar ook met ernst, ontroering, bezorgdheid en medeleven. ‘Alles wordt van twee kanten bekeken,’ stelt vertaalster Marietje d’Hane-Scheltema, ‘en er wordt sympathie gewekt voor wat goed én fout is.’