Multatuli

Eduard Douwes Dekker (1820-1887) groeide op in een doopsgezind gezin, zijn vader was kapitein van de koopvaardij. In 1838 werd hij door hem meegenomen naar Nederlands-Indië, waar hij in eerste instantie voor de Rekenkamer in Batavia werkte. In 1842 vroeg hij om overplaatsing en werd hij ambtenaar in Natal. Door zijn onafhankelijke gedrag werd hij overgeplaatst en tevens geschorst, waarna hij in Padang uiteindelijk onterecht van valsheid in geschrifte werd beschuldigd. Dekker mocht, nadat zijn naam was gezuiverd en hij met baronesse Van Wijnbergen was getrouwd, in Batavia een nieuwe loopbaan beginnen. Enkele jaren later moest hij vanwege zijn slechte gezondheid op verlof naar Nederland, waar hij geen vast werk kon vinden. Wederom terug in Batavia en dankzij de relaties van zijn vrouw werd hij assistent-resident van Lebak, een district bekend vanwege de spanningen en problemen onder de bevolking. Al snel bemerkte hij de scheve verhouding tussen de bewoners en de regent. Hij probeerde daar in eerste instantie subtiel maar later op hardere wijze een einde aan te maken, wat uiteindelijk tot de beslissing van de gouverneur-generaal leidde om Dekker over te plaatsen, waarna hij zelf ontslag nam. Zonder werk besloot hij zijn gezin achter te laten en via een lange reis kwam hij uiteindelijk terug in Nederland. In 1859 schreef hij in vijf weken Max Havelaar, geïnspireerd door de machtsverhoudingen in Lebak. Het bleef zijn enige afgeronde verhaal, maar het kenmerkte een unieke eigen stijl: een directheid van eigen gedachten in levendige taal, niet beïnvloed door enig ander werk. Zijn roman was modern en duidelijk van invloed op de ontwikkeling van het Nederlandse proza vanaf het einde van de negentiende eeuw. Bovendien speelde het werk een rol bij de emancipatie van de arbeidersklasse en de positie van de vrouw.
Voortdurend in geldnood als gevolg van zijn eigen persoonlijke onrust, gekenmerkt door eenzaamheid, eigendunk en vlugge verliefdheden, bleef hij rondzwerven. Hij schreef Vorstenschool, een verbeelding van een sociaal koningschap, en fragmenten van Woutertje Pieterse, een psychologische schets van een ontwakend kinderleven. De laatste jaren voor zijn overlijden waren rustiger, zonder literair werk, met uitzondering van zijn correspondentie, die getuigt van zijn bijzondere kwaliteiten als literator.