Francesco Petrarca

Francesco Petrarca (1304-1374) groeide op in Arezzo, maar volgde zijn vader, een verbannen notaris, naar de pauselijke residentie te Avignon. Hij studeerde tegen zijn zin rechten, eerst in Montpellier, later in Bologna. Na de dood van zijn vader in 1326 keerde hij terug naar Avignon, waar hij tot een lage kerkorde toetrad, maar een werelds leven bleef leiden. In 1327 ontmoette hij op de drempel van een kerkje in Avignon Laura de Noves. In vrijwel alle sonnetten uit zijn Liedboek bezingt, betreurt en roemt hij zijn onbeantwoorde liefde voor haar. Hij trad in dienst van een kardinaal te Gascogne en reisde als gezant veel rond in Europa. Als een van de eerste bergtoeristen beklom hij de Mont Ventoux. Over deze voor hem onvergetelijke ervaring schreef hij in een beroemde brief aan Francesco Dionigi. In 1337 trok hij zich terug in een landhuisje in Vaucluse, in de Provence, waar hij in stilte studeerde en schreef. Hij werkte hier onder andere aan zijn epos Africa, dat hij als zijn voornaamste werk beschouwde. Ook begon hij aan een studie Grieks. Op grond van aanbevelingen en brieven kreeg hij in 1341 de kans zich in Rome te laten lauweren voor zijn dichterskwaliteiten, hoofdzakelijk vanwege Africa.
Petrarca was de eerste humanist, een bibliofiel die een grote kennis van de oudheid voorstond. Het ging hem niet alleen om de inhoud van de klassieke teksten, maar vooral ook om stijl en klank. Hij schreef ook kritieken op die werken. Zijn tijdgenoten zagen hem als de geleerdste man van zijn eeuw, de opvolger van Vergilius.
In 1348 vernam hij dat Laura aan de pest was gestorven, evenals de kardinaal, zijn beschermheer; een klap die hij onder andere in zijn poëzie verwerkte. Vanaf 1352 verbleef hij acht jaar aan het hof van de Visconti te Milaan, voor wie hij als gezant optrad. In 1371 kocht hij in de omgeving van Padua een buitenhuis. Zijn dochter en haar man verzorgden er het huishouden. In 1374 zou hij er overlijden, in zittende houding met zijn hoofd op een werk van Vergilius.
Waar Petrarca vooral om bekend staat is het werk dat hijzelf als minder belangrijk beschouwde: de over vele jaren verstrooide Italiaanse gedichtjes die hij later verzamelde onder de titel Rerum vulgarium fragmenta (Canzoniere). De meeste gaan over Laura, soms geïdealiseerd, soms niet. Sommige hebben ook de natuur, Italië of religie als onderwerp. Petrarca’s brieven vormen eveneens een belangrijke nalatenschap. Er is eerder sprake van essays dan van brieven: zijn levenservaring komt er sterk in naar voren. Ze zijn verzameld in verschillende reeksen, in schitterend Latijn en in sierlijke stijl geschreven. Bovenal blijkt uit de brieven dat Petrarca een van de eerste grote renaissancefiguren en een wegbereider van het humanisme was.