Tarantobloed

Katja Schoondergang

Het is vrijdagavond op de Sprinkhaan, het tehuis waar de twaalfjarige Quique woont. Elk moment kan zijn stiefvader op de stoep staan om hem voor het weekend mee te nemen. Quique wil niet naar huis, het is daar niet veilig voor hem, hij wil naar Sevilla, waar zijn echte vader woont. Verstopt in de achterbak van de bestelauto van een bewaker, laat hij zich een nacht lang van het ene verlaten pand naar het andere rijden. Om half vijf ’s ochtends stopt de auto bij een afgelegen schoolgebouw in Amsterdam-Zuidoost, uit de gymzaal klinken geluiden van voetenwerk en flamencozang, ze lokken de jongen uit zijn schuilplaats. Quiques moeder was een getalenteerd flamencodanseres. En zijn vader is telg van een beroemde flamencofamilie in Sevilla, althans, dat is wat zijn moeder hem vertelde vlak voordat ze door zijn stiefvader werd vermoord.