Waarom zou ik liegen en me anders voordoen dan ik ben?’ Zo luidt de eerste zin van het dagboek dat Marie Bashkirtseff op haar twaalf de jaar begon en voortzette tot tien dagen voor haar dood op zesentwintigjarige leeftijd in 1884. Een dagboek waarvan ze publicatie niet uitsloot: hoewel ze had getracht bij het schrijven niet aan toekomstige lezers te denken, was ze ijdel genoeg om een groot belang toe te kennen aan dit document waarin zij zich uitsprak zonder een blad voor de mond te nemen.
Marie Bashkirtseff werd in 1858 in de Oekraïne geboren. Nadat het huwelijk van haar ouders was gestrand, volgden de jaren waarin zij in een bont en zeer vermogend gezelschap langs de mondaine oorden van Europa zwierf. Een zwerftocht die soms voor enige tijd werd onderbroken in Nice en die uiteindelijk eindigde in Parijs. Marie was intelligent, getalenteerd en – vooral – ambitieus. In haar weliswaar rijke maar totaal aculturele milieu was het moeilijk die ambitie vorm te geven. Wat haar vorming en ontwikkeling betreft was ze voornamelijk op zichzelf aangewezen. ‘Vanaf mijn derde jaar heeft mijn leven in het teken van toekomstige roem gestaan,’ schreef Marie in haar dagboek. Toen de eerste symptomen van de tering waaraan ze uiteindelijk zou sterven, een einde maakten aan haar ambitie zangeres te worden, besloot ze zich te gaan richten op de schilderkunst. De laatste jaren van haar leven studeerde ze, voor zover haar gezondheid dat toeliet, aan de Académie Julian, de enige academie die toegankelijk was voor vrouwen.
Na de dood van Marie wijdde haar moeder zich geheel aan haar nagedachtenis. Zij verzorgde de in 1887 verschenen editie van haar dagboek, waarin ze niet schroomde de waarheid omtrent haar dochter hier en daar wat bij te kleuren.