Bagdad, jaren negentig. In een overvol appartementengebouw proberen de bewoners zo goed en kwaad als het gaat een normaal leven te leiden. De niet-aflatende bombardementen, de vernietigde infrastructuur en de internationale sancties tegen hun land maken het niet gemakkelijk. De waarzegster Oemm Mazin, kapper Sa’d, verpleegster Ilhaam: allemaal proberen ze er het beste van te maken.
Dit geldt ook voor Dalaal, een jonge vrouw, die door haar kinderloze tante en oom is opgevoed. Haar oom besluit bijen te houden om zo wat geld bij te verdienen; een taak die Dalaal geleidelijk van hem overneemt.
Terwijl ze vaak terugdenkt aan haar zorgeloze kindertijd en de dagen van overvloed ziet Dalaal steeds meer sociale controle, die van vriendelijke buren informanten of zelfs verraders maakt, met onverwachte arrestaties tot gevolg. Bovendien wordt ze voor het eerst verliefd.