Marie Curie werd geboren in Polen, zorgde daar voor haar zieke moeder, reisde als armlastige jonge vrouw naar Parijs, waar ze werd toegelaten tot de universiteit – en een revolutie veroorzaakte in de geneeskunde en het onderzoek naar radioactiviteit. Ze werd ervoor bekroond met de Nobelprijs voor natuurkunde én die voor scheikunde.
Minder bekend maar even uitzonderlijk zijn de twee dochters die ze kreeg, Irène en Ève. Irène trad in de voetsporen van haar moeder. Vanaf haar zeventiende verrichtte ze heldendaden tijdens de Eerste Wereldoorlog, door gewonde soldaten te redden met de nieuwste medische technieken. Ook zij kreeg de Nobelprijs voor scheikunde. (De familie Curie won in totaal vijf Nobelprijzen.) In 1936, toen vrouwen in Frankrijk nog niet eens actief stemrecht hadden, werd ze het eerste vrouwelijk lid van de Franse regering.
De andere dochter, Ève, werd een succesvol pianiste en verdiende haar sporen in de literatuur en de diplomatie. Ze schreef de eerste biografie van haar moeder, die een bestseller werd, en ze was een belangrijke diplomaat in de jaren veertig, toen ze lobbyde om de Verenigde Staten te betrekken in de Tweede Wereldoorlog. Ze was bevriend met Franklin en Eleanor Roosevelt en onderhield een warm contact met onder anderen Gandhi en Churchill. Na de oorlog bekleedde ze hoge posities in de NAVO.
In Marie Curie en haar dochters brengt Claudine Monteil deze drie briljante, vrijgevochten en sterke vrouwen op een indringende wijze tot leven.