Ooit was Augusta’s huis de woning waar Augusta moeilijke, maar ook gelukkige jaren beleefde met haar man Isak. Een eeuw later is het huis nog altijd familiebezit en wordt het gebruikt als vakantiehuis. En soms ook als toevluchtsoord. Bijvoorbeeld door kleindochter Alice. Zij trekt zich in het huis terug om na te denken over het verzoek van haar jeugdvriend Kristian, die na tientallen jaren wil horen wat er van hun kind geworden is. Ook het zestienjarige ‘achterachterkleinkind’ Angelica vindt tijdelijk onderdak in Augusta’s huis. Zij is op de vlucht voor haar stiefvader.
Axelsson vertelt in Augusta’s huis niet alleen de levensverhalen van enkele vrouwen, maar schreef tegelijkertijd een kroniek van een eeuw sociale geschiedenis.